Satelliet informatie

Om informatie te bekijken over de satellieten die momenteel door de ontvanger worden gevolgd, tikt u op het satelliet symbool op de statusbalk.

Op het scherm Satellieten kunt u de volgende opties selecteren:

  • Om het volgen van een bepaalde satelliet door de ontvanger te stoppen, drukt u op de satelliet om de gegevens van die satelliet weer te geven en vervolgens op Weigeren.

  • Om het elevatie masker en het PDOP masker voor de huidige meting te veranderen, drukt u op Opties. Zie Rover opties.
  • Om SBAS buiten een meting te activeren, tikt u op Opties en selecteert u SBAS inschakelen.
  • Bij een real‑time meting drukt u op Base om te zien welke satellieten door de base ontvanger worden gevolgd. Er worden geen waarden in de kolommen Az en Elev weergegeven, omdat die gegevens niet aanwezig zijn in het correctiebericht dat door de base wordt uitgezonden.
  • Bij een postprocessed meting verschijnt de softkey L1 in het dialoogvenster Satellieten. Druk op deze softkey om voor elke satelliet een lijst weer te geven van gevolgde cycli op de L1 frequentie.

    De waarde in de kolom CntL1 is het aantal cycli op de L1 frequentie dat continu voor die satelliet gevolgd is. De waarde in de kolom TotL1 is het totale aantal cycli dat voor die satelliet gevolgd is sinds het begin van de meting.

  • Bij een ontvanger met twee frequenties wordt ook de L2 softkey in het dialoogvenster Satellieten weergegeven. Druk op L2 om een lijst te tonen van cycli die voor elke satelliet op de L2 frequentie gevolgd zijn.

    De softkey SNR verschijnt. Druk op SNR om naar het oorspronkelijke scherm terug te gaan en informatie over de signaal‑ruisverhoudingen van elke satelliet te bekijken.