EDM instellingen
Gebruik het scherm EDM instellingen om de instellingen voor de elektronische afstandmeter in het instrument te configureren. Welke instellingen beschikbaar zijn, is afhankelijk van het type instrument waarmee de bedieningseenheid verbonden is.
Het scherm EDM instellingen bekijken:
- Tik op en selecteer Instrument / EDM instellingen.
- Tik op het Instrument symbool op de statusbalk om het scherm Instrument functies te openen en houd daarna de Laser of DR knop ingedrukt.
Zet de schakeloptie Direct Reflex op Ja om de DR-modus in te schakelen.
Als het EDM in de DR modus is, kan het naar niet-reflecterende objecten meten. Als u DR aan zet, schakelt de software automatisch naar Prisma DR. Zet u DR uit, dan gaat de software terug naar het laatst gebruikte niet‑DR prisma.
U kunt de DR modus ook inschakelen door op DR te tikken in het scherm Instrument functies, of door het doel te veranderen in Prisma DR.
Selecteer het vakje Laser aanwijzer om de laser aanwijzer in te schakelen. Mogelijk moet u de optie Direct Reflex in het scherm EDM instellingen inschakelen om de DR-modus in te schakelen en het selectievakje Laser aanwijzer beschikbaar te maken.
U kunt de laser ook in- of uitschakelen door op Laser in het scherm Instrument functies te tikken.
Om het proces van het lokaliseren van een prisma in donkere omgevingen te stroomlijnen, schakelt u het vakje LaserLock in het scherm Doel functies in en zet u de laser aan door op het vak Laser in het scherm Instrument functies te tikken. Zie Instellingen voor doel functies.
Voor een Trimble SX12 scanner total station:
- Wanneer de EDM in de standaard modus is:
- Is de laser aanwijzer stabiel wanneer het Laser vermogen is ingesteld op Weinig licht of Standaard.
- De laser aanwijzer knippert met een regelmatig aan/uit patroon wanneer het Laser vermogen is ingesteld op Uitgebreid bereik knipperend.
- In de standaard modus wordt het dradenkruis van de camera uitgelijnd met de laser aanwijzer. De uitlijning van de EDM kan afwijken van de laser aanwijzer, afhankelijk van het instrument, de omgevingstemperatuur en het bereik (tot 20 mm op 50 m). De meting zal echter worden uitgevoerd op de positie waar de laser aanwijzer en het dradenkruis op gericht zijn.
- Als de EDM in de volgmodus is:
- Knippert de laser aanwijzer met een aan/uit patroon om aan te geven dat de laser aanwijzer mogelijk niet precies is uitgelijnd met het dradenkruis van de camera en de EDM.
- In de volgmodus is het dradenkruis van de camera uitgelijnd met de EDM. De laser aanwijzer uitlijning kan afwijken van de EDM, afhankelijk van het instrument en de omgevingstemperatuur en het bereik (tot 20 mm op 50 m).
Als bij uitzetten de laseraanwijzer ingeschakeld is, wordt in het scherm Uitzetten de softkey Punt markeren weergegeven in plaats van de softkey Meten.Wanneer u op Punt markeren tikt, wisselt het instrument naar de STD modus en verandert de laser aanwijzer in continu brandend en beweegt hij om zich op de EDM locatie te positioneren. Wanneer het punt is opgeslagen, keert het instrument automatisch terug naar de TRK modus en gaat de laser aanwijzer weer knipperen. Zie Punten uitzetten.
Voor meer informatie raadpleegt u het white paper Inside the Trimble SX12: Deep Dive into Trimble Laser Pointer, te vinden op geospatial.trimble.com.
Als u de laser handmatig wilt scherpstellen, tikt u op de softkey Handmatige focus en daarna tikt u op de pijlen om de scherpstelling aan te passen en een kleinere laserstip te verkrijgen. Als dit ingeschakeld is, wordt MF weergegeven op het instrument pictogram op de statusbalk. Handmatige focus is vooral handig wanneer de laser op een niet-reflecterend oppervlak gericht is, waardoor het instrument geen afstand kan verkrijgen om geautomatiseerde focus mogelijk te maken.
Het Trimble S8 of S9 total station kan met een 3R high power laser aanwijzer zijn uitgerust.
Schakel het selectievakje 3R HP laser aanwijzer in om de laser aanwijzer in te schakelen. U kunt de laser ook in- of uitschakelen door op 3R HP laser in het scherm instrument functies te tikken.
De high power laser is een klasse 3R laser, die laserstraling uitzendt – kijk niet in de laserstraal of direct naar de straal met optische instrumenten.
Bij gebruik van de high power laser aanwijzer:
- Het instrument kan automatisch draaien om naar de laser aanwijzer positie te meten, ook al is de laser aanwijzer niet coaxiaal met de telescoop. Wanneer u een afstandmeting uitvoert en de 3R high-power laser aanwijzer ingeschakeld is, wordt eerst een voorafgaande meting uitgevoerd om de verticale hoek te bepalen waarmee het instrument moet draaien, zodat de afstand wordt gemeten naar de positie waar de high-power laser aanwijzer naar wijst. Het instrument draait automatisch naar die positie en voert de meting uit. Het instrument draait dan zodat de high-power laser aanwijzer opnieuw naar de gemeten positie wijst. De voorafgaande meting wordt niet opgeslagen. Deze functie wordt niet gebruikt bij continue topo.
- Bij de berekening van de verticale hoek waarmee moet worden gedraaid, wordt ervan uitgegaan dat de horizontale afstand van de meting vooraf vergelijkbaar is met de afstand naar de positie van de high power laser aanwijzer. Om het high power laser punt te meten wanneer dat zich dicht bij de boven- of onderrand van een object bevindt, kunt u het best kijkerstand 1 gebruiken om metingen bij de onderrand van een object uit te voeren en kijkerstand 2 voor metingen bij de bovenrand van het object, zodat bij de meting vooraf het object waarnaar u meet niet gemist wordt.
Bij een Trimble SX12 scanner total station gebruikt u het veld Laser vermogen om de helderheid van de laserstip reflectie in te stellen. Selecteer:
- Weinig licht: Bij werken binnenshuis, bij weinig omgevingslicht, bij richten op sterk reflecterende oppervlakken, of op korte afstand.
- Standaard: Bij werken onder normale omstandigheden.
- Uitgebreid bereik knipperend: Om de laserstip te vinden bij werken onder moeilijke omstandigheden, zoals buiten, bij fel omgevingslicht, richten op laag- tot niet-reflecterende oppervlakken, of op lange afstand.
Om de laser en het zoeklicht of de doel verlichting (TIL) bij het opslaan van een met DR gemeten punt te laten knipperen, selecteert u het aantal keren dat de laser moet knipperen in het veld Laser knipperen.
Het veld Laser knipperen is niet beschikbaar wanneer het veld Laser vermogen is ingesteld op Uitgebreid bereik knipperend (alleen SX12).
Om de acceptabele precisie van een meting te definiëren, voert u een Prisma standaard afwijking of DR standaard afwijking waarde in, afhankelijk van de modus waarin het instrument werkt. Wanneer u naar moeilijk waarneembare doelen meet, wordt de standaard afwijking in de statusregel weergegeven totdat de standaard afwijking overeenkomt met de gedefinieerde waarde. Als de standaard afwijking bevredigend is, wordt de meting geaccepteerd. Om de meting te accepteren voordat aan de standaard afwijking wordt voldaan, drukt u op Enter terwijl de standaard afwijking in de statusregel wordt weergegeven.
Voer een geschikte DR minimum en maximum afstand voor uw meting in. Bij vergroten van de maximum afstand duurt het langer voordat een meting voltooid is, ook als de afstand die wordt gemeten kleiner dan het ingestelde maximum is. De standaard maximum afstand geeft een balans tussen meettijd en -bereik. Vergroot de maximum afstand als u over langere afstand werkt. Om het DR meetbereik te beperken, voert u een minimum en maximum afstand in, om een resultaat van een ver weg gelegen of onderbroken object te voorkomen.
Gebruik de lange afstand modus wanneer u een sterk instrumentsignaal nodig hebt voor het meten van objecten die zich op meer dan 1 km afstand bevinden.
Om metingen met een lagere nauwkeurigheid te accepteren (d.w.z. onder de normale specificaties van het instrument), zet u Zwak signaal aan.
Gebruik 10 Hz volgen als een hogere bijwerksnelheid nodig is bij gebruik van de Volgmodus.
- Deze optie is alleen beschikbaar als u in zowel Autolock als volgmodus werkt. Als u DR selecteert of Autolock tijdens het volgen uit zet, gaat de software standaard terug naar de normale volgmodus.
- Het volgen gaat sneller, maar de precisies voor het opgeslagen punt zullen null zijn.