Instrument configuratie
Om de instrument instellingen te configureren, tikt u op en selecteert u Instellingen / Meetmethodes / <naam meetmethode> / Instrument.
Welke velden worden getoond op de pagina Instrument van de meetmethode is afhankelijk van het merk en model van het instrument die boven aan het scherm zijn geselecteerd. Wanneer u een instrument van een ander merk gebruikt, zie Een total station van een ander merk selecteren.
Wanneer u het instrument type wijzigt, worden de baud rate en parity instellingen automatisch gewijzigd in de standaard instellingen voor het geselecteerde instrument.
Gebruik het veld Baud rate om de software baud rate (transmissiesnelheid) in te stellen op die van het conventionele instrument.
Gebruik het veld Parity om de software pariteit in te stellen op die van het conventionele instrument.
Gebruik het veld HH VH status aantal om in te stellen hoe vaak de software de indicatie van de horizontale en verticale hoek in de statusregel bijwerkt met informatie van het conventionele instrument.
Sommige instrumenten geven een pieptoon weer wanneer ze met de software communiceren. U kunt die pieptoon op het instrument uitschakelen, of HH VH status aantal op Nooit instellen.
Het veld Meetmodus verschijnt als het geselecteerde type instrument meer dan één meetmodus heeft die door de Trimble Access software kan worden ingesteld. Gebruik deze optie om te bepalen hoe het EDM afstanden meet. De opties variëren afhankelijk van het type instrument. Om de meetmodus tijdens het meten te wijzigen, tikt u op het instrument symbool op de statusbalk en daarna tikt u op het eerste vak in het scherm Instrument functies.
Wanneer u selecteert:
- STD, het instrument in de EDM Standard modus is, waarin het de hoeken middelt terwijl een standaard afstandmeting plaatsvindt.
- FSTD, het instrument in de EDM Fast Standard modus is, waarin het de hoeken middelt terwijl een fast standard meting plaatsvindt.
- TRK, het instrument in EDM Tracking (TRK) modus is, waarin het continu afstanden meet en die in de statusregel actualiseert.
Om altijd dezelfde instelling zoals ingesteld op het instrument te gebruiken, selecteert u Instr. standaard.
Gebruik de methode Gemiddelde waarnemingen om:
- de meetprecisie met een vooraf gedefinieerd aantal waarnemingen te verhogen
- de bijbehorende standaard afwijkingen van metingen te bekijken
Terwijl het instrument de metingen uitvoert, worden standaard afwijkingen weergegeven voor de horizontale (HH) en verticale (VH) hoek, alsmede de schuine afstand (SA).
Bij gebruik van een servo of robotic instrument selecteert u het keuzevakje Auto kijkerstand 1 / kijkerstand 2 om automatisch een punt te meten of een positie uit te zetten in kijkerstand 2 na de waarneming in kijkerstand 1.
Wanneer Auto kijkerstand 1 / kijkerstand 2 geselecteerd is, draait het instrument na voltooiing van de kijkerstand 1 meting automatisch naar kijkerstand 2. De puntnaam wordt niet verhoogd, waardoor een kijkerstand 2 waarneming kan worden gemeten met dezelfde puntnaam als de kijkerstand 1 waarneming. Nadat de kijkerstand 2 waarneming voltooid is, keert het instrument terug naar kijkerstand 1.
Auto kijkerstand 1 / kijkerstand 2 werkt niet wanneer wordt begonnen in kijkerstand 2, of wanneer de meetmethode is ingesteld op:
- Hoek offset
- H. Hoek offset
- V. Hoek offset
- Enkele afst.offset
- Twee prisma offset
- Circulair object
- Object meten
De optie Meet afstand in 2e kijkerstand wordt gebruikt bij:
- Meet topo, wanneer Auto kijkerstand 1 / kijkerstand 2 geselecteerd is
- Meet rondes, Opstelling plus en Vrije standplaats, wanneer een afstandmeting in kijkerstand 2 niet vereist is.
Als het vakje Meet afstand in 2e kijkerstand geselecteerd is en bij de kijkerstand 1 meting een afstandmeting heeft plaatsgevonden, wordt de meetmethode voor kijkerstand 2 automatisch op Alleen hoeken gezet na de kijkerstand 1 meting. Na de kijkerstand 2 meting keert het instrument terug naar de methode die in kijkerstand 1 gebruikt is.
Als het keuzevakje bij Autolock uit voor offsets geselecteerd is, wordt de Autolock technologie voor de offset meting automatisch uitgeschakeld en na die meting opnieuw ingeschakeld.
Het veld Stel oriëntatie achter in verschijnt als u de horizontale cirkelindicatie op het instrument kunt instellen als het oriëntatie achter punt wordt geobserveerd. De opties zijn Nee, Nul en Azimut. Als u de optie Azimut selecteert, wordt wanneer u het oriëntatie achter punt meet de horizontale cirkelindicatie ingesteld op de berekende azimut tussen het instrument punt en het oriëntatie achter punt.
Instrument precisies worden gebruikt om de gewichten van waarnemingen te berekenen als onderdeel van de berekeningen voor de standaard Vrije standplaats en Opstelling plus.
Wanneer u een Trimble total station gebruikt, worden de instrument precisies uit het instrument afgelezen. U kunt de precisies van het instrument gebruiken, of eigen waarden invoeren op basis van uw meettechnieken, door het vakje Instrument precisies bewerken op Ja te zetten.
Voor andere typen instrumenten doet u een van de volgende dingen:
- Voer de waarden in die door de fabrikant van het instrument zijn aangeleverd.
- Laat de instrument precisie waarde velden op null staan.
Als u de instrument precisie waarde velden op null laat staan, worden de volgende standaardwaarden gebruikt:
Waarneming | Standaardwaarde |
---|---|
Horizontale hoek precisie | 1" |
Verticale hoek precisie | 1" |
EDM | 3 mm |
EDM (ppm) | 2 ppm |
Er kan een centreerfout worden opgegeven voor het instrument en de oriëntatie achter.
De centreerfout wordt gebruikt om de gewichten van waarnemingen te berekenen als onderdeel van de berekeningen voor de standaard Vrije standplaats en Opstelling plus. Stel deze in op een passende waarde voor de geschatte nauwkeurigheid van uw instrument/oriëntatie achter opstelling.
De Servo/Robotisch instellingen bepalen of het instrument automatisch naar bekende punten draait en bepalen ook het perspectief dat wordt gebruikt bij het meten van offsets en bij uitzetten. Wanneer de Automatisch schakelaar op Ja is gezet, past de software automatisch servo instellingen toe wanneer het instrument verbonden is via Bluetooth, kabel of een aangeklemde bedieningseenheid, en past automatisch robotische instellingen toe wanneer het verbonden is via Wi-Fi of Cirronet radio.
Wanneer Automatisch wordt gebruikt | Servo instelling | Robotisch instelling |
---|---|---|
Auto draaien | HH & VH | Uit |
Offset en uitzet richtingen | Instrument perspectief | Prisma perspectief |
Auto draaien
-
U kunt het veld Auto draaien instellen op HH en VH, Alleen HHof Uit. Als u HH & VH of Alleen HH selecteert, draait het instrument automatisch naar het punt bij uitzetten en wanneer een bekend punt in een puntnaam veld is ingevoerd.
-
Wanneer het veld Auto draaien in de meetmethode op Uit staat, draait het instrument niet automatisch. Dit is wenselijk als u robotisch werkt en wilt dat het instrument automatisch op het doel vastgezet blijft. Om het instrument te draaien naar de hoek die op het scherm wordt aangegeven, drukt u op Draai.
Offset en uitzet richtingen
-
Instrument perspectief: Bij in/uit en links/rechts navigatie instructies wordt er vanuit gegaan dat u achter het instrument staat en naar het prisma kijkt.
-
Prisma perspectief: Bij in/uit en links/rechts navigatie instructies wordt er vanuit gegaan dat u bij het doel staat en naar het instrument kijkt.
Metingen worden altijd opgeslagen en weergegeven ten opzichte van de positie van het instrument. Het perspectief kan niet worden gewijzigd in Bekijk job.