Instrument correcties

U kunt de correcties voor conventionele waarnemingen instellen. Standaard verschijnt het scherm Correcties automatisch na het scherm Elektronisch waterpas wanneer u een meting start.

Als het scherm Correcties niet verschijnt, tikt u op Opties en voert u de correctie informatie in. Om de standaard instelling te herstellen, zodat het scherm Correcties automatisch verschijnt, tikt u op Opties en selecteert u het vakje Toon correcties bij opstarten.

Als u van plan bent in de software een netwerkcorrectie uit te voeren met behulp van data van een conventionele meting, moet u ervoor zorgen dat u de luchtdruk, temperatuur en correctie voor aardkromming en refractie invoert.

Gebruik het veld PPM (Parts Per Million) om een PPM correctie in te stellen die wordt toegepast op elektronische afstandsmetingen. Toets de PPM correctie in, of geef de luchtdruk en temperatuur van de werkomgeving in en laar de software de correctie berekenen.

De luchtdruk ligt typisch tussen 500 en 1200 mbar, maar als u in een omgeving met overdruk werkt (bijvoorbeeld in een tunnel), is een hogere druk tot 3500 mbar mogelijk.

Als u een met ingebouwde druksensor gebruikt, wordt het drukveld automatisch ingevuld door de druksensor in het instrument. Om dit uit te schakelen, drukt u op de pijl voor het pop‑up menu en schakelt u het keuzevakje Van instrument uit.

Gebruik de velden Aardkromming en Refractie om de aardkromming en refractie correcties in te stellen. Deze worden toegepast op verticale hoek waarnemingen en hebben daarom effect op berekende verticale afstanden. Ze hebben ook in zeer geringe mate invloed op de horizontale afstanden.

De aardkromming en refractie correcties kunnen via de beschikbare opties onafhankelijk worden toegepast. De aardkromming correctie is de meest significante correctie, met een grootte van ca. 16" per km gemeten afstand (afgetrokken van de verticale zenithoek).

De grootte van de refractie correctie wordt beïnvloed door de refractie coëfficiënt, die een schatting is van de verandering in de luchtdichtheid langs het lichtpad van het instrument naar het prisma. Omdat deze verandering in luchtdichtheid wordt beïnvloed door factoren zoals temperatuur, bodemomstandigheden en de hoogte van het lichtpad boven de grond, is het heel moeilijk precies te bepalen welke refractie coëfficiënt moet worden gebruikt. Wanneer u typische refractie coëfficiënten, zoals 0,13, 0,142 of 0,2 gebruikt, resulteert de refractie correctie in een correctie in tegengestelde richting van de aardkromming correctie, met een grootte van ca. éénzevende van de aardkromming correctie.

 

  • Het DC bestandsformaat ondersteunt alleen een aardkromming en refractie correctie die beide aan of beide uit zijn. Wanneer ze beide aan zijn, hebben ze een coëfficiënt van 0,142 or 0,2. Als in de software andere instellingen dan deze worden gebruikt, zijn de instellingen die naar het DC bestand worden geëxporteerd de best passende.
  • Stel de correcties niet op beide apparaten in. Als u ze in de software wilt instellen, moet u ervoor zorgen dat de instellingen op het instrument nul zijn.

Bij sommige instrumenten controleert de software automatisch of diverse correcties (PPM, prismaconstante en aardkromming en refractie) correct worden toegepast. Als wordt geconstateerd dat de correcties tweemaal worden toegepast, verschijnt er een waarschuwing.

In de volgende tabel geeft het symbool * in een veld aan dat de correctie boven aan die kolom wordt toegepast. Het symbool *' geldt alleen voor berekende coördinaten als er een standplaats instelling gedefinieerd is. Voor uitleg over de typen correcties raadpleegt u de definities onder de tabel.

Weergegeven/opgeslagen data Toegepaste correcties
A/R PPM KP ZN Oriënteren Inst ht Prisma ht Proj cor Stpl SF LI POC

Statusregel

HH VH SA (ruw)

HH VH SA

*

*

*

*

Az VH SA

*

*

*

*

*

Az HA VA

*

*

*

*

*

*

*

*

*

HH HA VA

*

*

*

*

*

*

*

*

Grid

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

delta Grid

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

Station en offset

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

DC bestand (waarnemingen)

*

DC bestand (gereduceerde coördinaten)

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

JobXML (waarnemingen)

*

JobXML (gereduceerde coördinaten)

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

Inmeten Basis

*

*

*

*'

*

*

*

*'

*'

*'

*

Typen correcties

A/R

Aardkromming en/of refractie correctie.

PPM

Atmosferische Parts Per Million (PPM) correctiePPM wordt berekend op basis van temperatuur en luchtdruk.

KP

Prismaconstante correctie.

ZN

Zeeniveau (ellipsoïde) correctie. Deze correctie wordt alleen toegepast als een volledig gedefinieerde coördinatensysteem definitie wordt gebruikt. De correctie wordt niet toegepast bij een Alleen schaalfactor definitie.

Oriënteren

Oriëntatie correctie.

Inst ht

Instrument hoogte correctie.

Prisma ht

Prisma hoogte correctie.

Proj cor

Projectie correctie. Inclusief toepassing van een schaalfactor, ingesteld in de Alleen schaalfactor definitie.

Stpl SF

Standplaats instelling schaalfactor. Bij elke standplaats instelling kan een schaalfactor voor deze opstelling worden ingesteld of berekend. Deze schaalfactor wordt gebruikt bij de reductie van alle waarnemingen van deze standplaats instelling.

LI

Lokale inpassing. Op een standplaats instelling, gedefinieerd d.m.v. Opstelling plus of Vrije standplaats, kan een lokale inpassing worden toegepast. De lokale inpassing wordt berekend op basis van de waargenomen residuen naar de controlepunten gedurende de standplaats instelling. De inpassing wordt toegepast, met gebruikmaking van de ingestelde exponentwaarde, bij de reductie van alle waarnemingen van deze standplaats instelling.

POC

Prisma offset correctie. Deze wordt alleen toegepast bij gebruik van een Trimble 360° prisma, VX/S Series MultiTrack prisma, VX/S Series 360° prisma, R10 360° prisma, Active Track 360 prisma of Trimble Precise Active prisma.