Extra instellingen
Om extra instellingen te configureren, zoals het toevoegen van beschrijving velden, of het puntenbereik voor de job configureren, of gemeten punten aan een CSV bestand toevoegen:
- Tik op en selecteer Job. De huidige job is al geselecteerd.
- Tik op Eigenschappen.
- Tik op Extra Instellingen.
- Wijzig de velden naar behoefte.
Om in sommige software schermen twee extra beschrijving velden weer te geven, schakelt u de optie Beschrijvingen gebruiken in en daarna voert u de Beschrijving 1 label en Beschrijving 2 label in.
De beschrijving velden lijken op Code velden, omdat u extra informatie aan data kunt toevoegen. In deze velden kunnen geen feature code bibliotheken worden gebruikt en ook geen attributen.
Nadat de extra beschrijving velden ingeschakeld zijn, zijn ze beschikbaar in de volgende functies van de Trimble Access software:
- Meet topo, Continue topo, of Meet codes
- Uitzetten
- Punt manager of Bekijk job
- Toets in punt, lijn en boog
- Bereken punt, Bereken gemiddelde, Transformaties, of Polygoon
- Standplaats instelling
- Zoeken met jokertekens
Elk van de Beschrijving velden onthoudt de beschrijvingen die ingevoerd zijn. Om de reeks eerder gebruikte beschrijvingen te bekijken, tikt u op naast het Beschrijving veld.
De data uit beschrijving velden is in Trimble DC bestanden beschikbaar in de vorm van Notitie records. Indien nodig kunt u de data opgeslagen in de beschrijving velden exporteren.
Selecteer het vakje Gebruik attributen van basiscode om de attributen van de volledige code te leveren, of van een deel van de code – de "basiscode".
Normaal gesproken worden basiscodes gebruikt wanneer u de softkeys + Str en ‑ Str gebruikt om feature codes te "stringen".
Wanneer u bijvoorbeeld een hek codeert waarbij alle waarnemingen met de code "Hek01" worden samengevoegd en alle waarnemingen met de code "Hek02" worden samengevoegd, enz. hebben die allemaal dezelfde attributen. In dit voorbeeld kunt u bibliotheken met featurecodes aanmaken die alle "Hek**" codes of alleen de basiscode "Hek" bevatten.
Als u codes wel als een reeks invoert en de feature bibliotheek alleen de basiscode bevat, moet u het vakje Gebruik attributen van basiscode selecteren.
Als u de codes niet als een reeks invoert, of als u dat wel doet en de complete code in de feature bibliotheek opneemt, gebruikt u geen basiscodes en moet u het vakje Gebruik attributen van basiscode uitschakelen.
Voor meer informatie, zie Attributen van basiscode gebruiken in de Opties voor Meet codes.
Als u de optie Toevoegen aan CSV-bestand inschakelt, kunt u specifieke gemeten punten toevoegen aan een CSV-bestand, bijvoorbeeld een lijst met grondslagpunten.
Om het bestand te selecteren, zet u de schakelaar Inschakelen op Ja en voert u de naam van het CSV-bestand in, of tikt u op om naar het bestand te bladeren en het te selecteren.
Als deze optie ingeschakeld is, verschijnt er een keuzevakje Toevoegen aan CSV bestand op het formulier Meet punten tijdens een GNSS-meting, of op de formulieren Meet topo en Meet rondes tijdens een conventionele meting. Selecteer het keuzevakje om het huidige punt aan het CSV-bestand toe te voegen.
Om een minimum en maximum puntnaam voor de job op te geven, selecteert u de optie Puntnamen bereik toepassen en voert u de gewenste puntnamen in.
De puntnamen moeten numeriek zijn. Getallen die een decimaalteken of letter(s) bevatten, worden genegeerd. Negatieve en positieve getallen worden ondersteund.
Trimble Access ondersteunt het gebruik van verschillende puntnamen voor verschillende typen punten. Wanneer u een nieuwe job aanmaakt, kunt u configureren of de puntnamen in de nieuwe job automatisch verhoogd worden vanaf de laatst gebruikte job, of beginnen op basis van de waarden die in uw job sjabloon zijn ingesteld. U kunt de volgende puntnaam velden wijzigen bij het aanmaken van de nieuwe job, of op elk gewenst moment in een bestaande job.
Om de volgende puntnaam voor verschillende punttypen op te geven, typt u de gewenste puntnaam in het/de desbetreffende veld(en). Als u dezelfde puntnamenreeks voor verschillende typen punten wilt gebruiken, bijvoorbeeld Topo punten en Rapid punten, stelt u Volgende puntnamen voor Meet punten en Rapid punten op dezelfde naam in.
Beschikbare punttypen zijn o.a. gemeten punten, uitzetpunten, ingetoetste punten, constructiepunten, laserpunten,
Bij het aanmaken van een nieuwe job:
- Als u Laatst gebruikte job als sjabloon hebt geselecteerd, worden de standaardwaarden voor de volgende puntnaamvelden voortgezet vanaf de laatst gebruikte job.
- Als u een sjabloon hebt geselecteerd, selecteert u een van de volgende opties om de standaard naam voor het volgende punt te bepalen:
- Doorgaan vanuit laatste job: Vult in de velden voor de volgende puntnaam de eerstvolgende beschikbare puntnaam uit de laatst gebruikte job in.
- Sjablonen: Vult in de velden voor de volgende puntnaam de namen in die in de sjabloon zijn ingesteld.