Stations beschikbaar voor uitzetten
U kunt de stations aanpassen die beschikbaar zijn voor uitzetten bij het uitzetten van een:
-
Station op een lijn, boog, polylijn of alignement
-
Station/offset t.o.v. van een lijn, boog of polylijn
-
Schuine zijde vanaf een polylijn of alignement
-
Schuine offset
Om de beschikbare stations aan te passen, selecteert u de uitzetmethode en tikt u op naast het veld Station in het scherm Uitzetten.
Instellingen voor station interval
Selecteer de station interval Methode:
-
De methode 0 gebaseerd is de standaard methode, die station waarden geeft die meervouden van de station interval zijn. Bijvoorbeeld: als het startstation 2.50 is en de station interval is 10.00, dan produceert de methode 0 gebaseerd stations op 2.50, 10.00, 20.00, 30.00 enz.
-
De Relatieve methode geeft station waarden relatief ten opzichte van het startstation. Bijvoorbeeld: als het startstation 2.50 is en de station interval is 10.00, dan produceert de Relatieve methode stations op 2.50, 12.50, 22.50, 32.50 enz.
Wanneer u een alignement uitzet, kunt u het Station interval voor lijnen en het Station interval voor bogen en overgangen wijzigen, of accepteer de standaardwaarde die is ingesteld toen het alignement werd gedefinieerd. Een afzonderlijke station intervalwaarde voor bogen en overgangen stelt u in staat om het interval voor bochten aan te scherpen en het ontwerp op de grond nauwkeuriger weer te geven.
Als u bij het uitzetten van een alignement verschillende waarden hebt geconfigureerd voor het Station interval voor lijnen en het Station interval voor bogen en overgangen, kan de lijst met beschikbare stations stations met verschillende intervallen bevatten.
In het veld Auto verhogen:
-
Selecteer Sta+ om de selectie van het volgende station voor uitzetten te automatiseren.
-
Selecteer Sta- om de selectie van het vorige station voor uitzetten te automatiseren.
-
Selecteer Nee als u handmatig het volgende station wilt selecteren om uit te zetten.
Als u Sta+ of Sta- in het veld Auto verhogen selecteert, krijgt u een snellere, meer gestroomlijnde workflow.
Bij het uitzetten van stations op een alignement worden de Station interval linstellingen (incl. Methode en Auto verhogen), geconfigureerd in het scherm Selecteer station, naar het alignement bestand (bijv. het RXL-bestand) geschreven, zodat dezelfde instellingen worden gebruikt als het bestand wordt gedeeld met andere meetploegen. Als het bestand een IFC-bestandis, worden de Station interval instellingen naar een Trimble Additional Properties (TAP) bestand geschreven. Het TAP-bestand wordt opgeslagen in dezelfde map als het IFC-bestand met dezelfde naam. Als andere meetploegen het IFC-bestand gebruiken, moet u het .tap bestand met het .ifc bestand delen, om ervoor te zorgen dat alle meetploegen dezelfde instellingen gebruiken.
Beschikbare metrering
De typen stations die in de stationlijst kunnen worden weergegeven, zijn hieronder vermeld:
Station type | Afkorting | Betekenis |
---|---|---|
Begin/einde |
Z |
Startstation |
O |
Eindmetrering |
|
Berekende secties |
CXS |
Berekende secties gedefinieerd door de station interval |
Horizontale curve | PI | Snijpunt |
PT | Tangentpunt (curve naar tangent) | |
KP | Krommingspunt (Tangent naar curve) | |
TS | Tangent naar spiraal | |
ST | Spiraal naar tangent | |
SS | Spiraal naar spiraal | |
CS | Curve naar spiraal | |
SC | Spiraal naar curve |