IMU tilt meetmethode instellingen

Wanneer u een ontvanger met ingebouwde IMU gebruikt, kunt u de meetmethode configureren om IMU tiltcompensatie te gebruiken en, indien nodig, om de GNSS eBubble te gebruiken wanneer u de Alleen‑GNSS modus gebruikt.

IMU tiltcompensatie is alleen beschikbaar in een RTK meetmethode. Selecteer in een postprocessed meetmethode het selectievakje Tilt functies om gebruik van de GNSS eBubble bij het meten van punten mogelijk te maken en om de opties Tilt waarschuwingen en Auto-meten beschikbaar te maken in de desbetreffende puntstijl instellingen.

  1. Tik op en selecteer Instellingen / Meetmethodes / Rover opties.
  2. In het veld Meting type selecteert u RTK.
  3. Selecteer in het groepsvak Antenne uw model ontvanger in het veld Type.
  4. In het groepsvak Tilt:
    1. Selecteer het vakje IMU tilt compensatie in om "altijd aan" tiltcompensatie in te schakelen met behulp van de interne IMU-sensoren tijdens roving, navigeren of bij het meten van punten met behulp van elke meetmethode behalve waargenomen controlepunt.

      Als u IMU tiltcompensatie wilt uitschakelen en overschakelt naar het gebruik van de alleen-GNSS modus tijdens een meting, bijvoorbeeld wanneer u een tweepoot onder dicht bladerdek gebruikt en de ontvanger een tijd stil moet blijven staan, tikt u op het ontvanger symbool op de statusbalk en daarna op de knop IMU tilt compensatie in het scherm GNSS functies,In goede RTK-omgevingen waar voortdurend beweging plaatsvindt, tikt u op IMU tilt compensatie om die opnieuw in te schakelen.

    2. Selecteer het vakje eBubble functies om gebruik van de GNSS eBubble mogelijk te maken bij gebruik van de alleen-GNSS modus, zoals bij het meten van een gemeten controlepunt, of wanneer de IMU niet gealigneerd is, of IMU tiltcompensatie uitgeschakeld is.

      De GNSS eBubble gebruikt alleen de versnellingsmeters in de ontvanger en werkt onafhankelijk van de IMU-sensoren. De GNSS eBubble wordt alleen weergegeven in de Alleen-GNSS modus.

    3. Druk op Accept.
  5. Instellingen het meten van punten configureren:
    1. In het meetmethode scherm selecteert u het punttype.
    2. Zet de optie Autom. tolerantie op Ja om de software in staat te stellen horizontale en verticale precisietoleranties te berekenen die voldoen aan de RTK specificaties van de GNSS-ontvanger voor de basislijn lengte en tilt die u meet. Als u uw eigen precisietoleranties wilt invoeren, zet u de optie Autom. tolerantie op Nee en voert u vervolgens de gewenste Horizontale tolerantie en Verticale tolerantie in.
    3. Als het selectievakje eBubble functies in het scherm Rover opties van de meetmethode ingeschakeld is, schakelt u het selectievakje Tilt waarschuwingen in om waarschuwingsberichten weer te geven als de antenne meer kantelt dan de drempelwaarde ingevoerd in het veld Tilt tolerantie. U kunt voor elk type meting een andere Tilt tolerantie waarde instellen.

    4. Om het automatisch meten van punten mogelijk te maken als aan de vereiste voorwaarden wordt voldaan, selecteert u het vakje Auto‑meten. De vereiste voorwaarden zijn afhankelijk van de meetmethode; in de RTK+IMU modus moet de stokpunt bijvoorbeeld stilstaan en in de alleen-GNSS modus moet de meetstok binnen de tilt tolerantie zijn.

      Het keuzevakje Auto meten is niet beschikbaar voor gemeten controlepunten.

    5. Om punten automatisch weg te doen als de positie verslechterd is, bijvoorbeeld als overmatige beweging is gedetecteerd tijdens het meetproces, selecteert u het vakje Autom. wegdoen.

    6. Druk op Accept.
  6. Druk op Opsl.