Wi-Fi instellingen ontvanger
De Wi-Fi instellingen configureren op een ontvanger die geschikt is voor Wi-Fi:
-
Verbind met de ontvanger, maar start nog geen meting.
-
Tik op en selecteer Instrument / Ontvanger instellingen en tik daarna op Wi‑Fi. Het scherm Ontvanger Wi-Fi configuratie verschijnt.
Als de Wi-Fi softkey niet wordt weergegeven, controleert u of u geen meting hebt gestart.
- Selecteer het gewenste tabblad:
Schakel het tabblad Access Point in en selecteer het selectievakje Ingeschakeld om de ontvanger in te schakelen als Access Point, zodat veel clients er verbinding mee kunnen maken.
In de Access Point modus kunt u de ontvanger ook als mobiele hotspot gebruiken.
Selecteer het tabblad Client en schakel het vakje Ingeschakeld in om de ontvanger in staat te stellen om met een bestaand netwerk te verbinden.
In de Client modus kunt u verbinden met het Internet en GNSS-basis datacorrecties ontvangen tijdens een RTK-Internet meting. Zie Een base Internet dataverbinding configureren voor meer informatie.
Bij sommige ontvanger modellen kunt u zowel de Access Point als de Client ingeschakeld hebben, of maar één modus aan, of beide modi uit. Bij ontvangers die maar één modus tegelijk ondersteunen, wordt bij inschakelen van de ene modus in het scherm Ontvanger Wi-Fi configuratie de andere modus automatisch uitgeschakeld. Het gebruik van de Wi-Fi van de ontvanger verkort de gebruiksduur van de batterij van de ontvanger.
-
Configureer de instellingen naar behoefte.
- Start de ontvanger desgevraagd opnieuw om de nieuwe instellingen toe te passen. Sommige ontvanger modellen hoeven niet opnieuw te worden gestart.