Cogo instellingen
Cogo instellingen voor de job configureren:
- Tik op en selecteer Job. De huidige job is al geselecteerd.
- Tik op Eigenschappen.
- Tik op Cogo Instellingen.
- Wijzig de velden naar behoefte.
Het veld Afstanden bepaalt hoe afstanden worden weergegeven en berekend in de software. Het veld Afstanden wordt in het Cogo instellingen scherm en sommige Toets in en Cogo Opties schermen weergegeven.
Wanneer Afstanden is ingesteld op... | Wordt de lengte of oppervlakte berekend... |
---|---|
Land | op de gemiddelde land hoogte |
Ellipsoïde | op het ellipsoïde oppervlak |
Grid | direct vanaf de grid coördinaten |
De volgende afbeelding toont de opties tussen punten A en B.
Als het coördinatensysteem voor een job op Alleen schaalfactor ingesteld is, kunnen geen ellipsoïde afstanden worden weergegeven.
Een land afstand is de horizontale afstand berekend tussen de twee punten op de gemiddelde hoogte evenwijdig aan de gekozen ellipsoïde.
Als er een ellipsoïde in de job gedefinieerd is en het veld Afstanden op Land is gezet, wordt de afstand parallel daar aan berekend. Als er geen ellipsoïde gedefinieerd is, wordt de WGS‑84 ellipsoïde gebruikt.
Als het veld Afstanden op Ellipsoïde ingesteld is, wordt er een correctie toegepast en worden alle afstanden berekend alsof die zich op de lokale ellipsoïde bevinden, meestal is dat ongeveer zeeniveau. Als er geen ellipsoïde gedefinieerd is, wordt de WGS‑84 ellipsoïde gebruikt.
Als het veld Afstanden op Grid gezet is, wordt de grid afstand tussen twee punten weergegeven. Dit is de eenvoudige trigonometrische afstand tussen de twee paren tweedimensionale coördinaten. Als het coördinatensysteem voor de job is gedefinieerd als Alleen schaalfactor en het veld Afstanden op Grid staat, geeft de software land afstanden weer, vermenigvuldigd met de schaalfactor.
Om Cogo berekeningen in een Geen projectie / geen datum coördinatensysteem uit te voeren, zet u het veld Afstanden op Grid. De software voert dan standaard Cartesiaanse berekeningen uit. Als de grid afstanden die u ingeeft afstanden op de grond zijn, zijn de nieuwe berekende grid coördinaten land coördinaten.
Een grid afstand tussen twee gemeten GNSS punten kan alleen worden weergegeven als u een datum transformatie en een projectie hebt ingesteld, of een lokale kalibratie hebt uitgevoerd.
In Trimble Access zijn alle ellipsoïde en land afstanden evenwijdig aan de ellipsoïde.
Selecteer het keuzevakje Zeeniveau (ellipsoïde) correctie als de horizontale componenten van afstanden gemeten met een conventioneel total station moeten worden gecorrigeerd tot hun overeenkomstige lengte op de ellipsoïde.
In de meeste gevallen adviseert Trimble het vakje Zeeniveau (ellipsoïde) correctie aan te vinken om de juiste geodetische grid coördinaten uit de total station waarnemingen te berekenen. Als de lokale ellipsoïde echter opgeblazen is om berekende landcoördinaten te produceren, maar de punthoogten niet gewijzigd zijn om in overeenstemming met de opgeblazen ellipsoïde te zijn, moet u geen zeeniveau correctie selecteren; bijvoorbeeld wanneer u jobs met een Minnesota county coördinatensysteem gebruikt.
De zeeniveau correctie wordt uitgevoerd met behulp van de gemiddelde hoogte (niet elevatie) van de lijn boven de lokale ellipsoïde. Als beide uiteinden van de lijn geen (null) hoogte hebben, wordt de standaard hoogte die voor de job is gespecificeerd gebruikt om deze correctie te berekenen.
Voor de berekening wordt de volgende formule gebruikt:
Ellipsoïdale horizontale afstand = HzAfst x Straal / (Straal + GemHt)
HzAfst: | Horizontale component van gemeten afstand |
Straal: | Ellipsoïdale semi‑hoofdas |
GemHt: | Gemiddelde hoogte van de gemeten lijn boven de lokale ellipsoïde |
- In jobs waarin het coördinatensysteem geconfigureerd is om landcoördinaten te leveren, is de Zeeniveau (ellipsoïde) correctie altijd ingeschakeld en kan dat niet worden gewijzigd. De reden hiervoor is dat de zeeniveau correctie al bij de berekening van de landcoördinaten toegepast is.
- In een Alleen-schaal job is er geen lokale ellipsoïde beschikbaar, omdat dit geen geodetische projectie is. In dit geval wordt voor de berekening van de correctie standaard de semi‑hoofdas van de WGS‑84 ellipsoïde (6378137,0 m) als straalwaarde gebruikt. Voor de zeeniveau correctie in Alleen-schaal jobs worden ook de punt elevaties gebruikt, omdat er geen ellipsoïdale hoogten beschikbaar zijn.
- U kunt voor Alleen-schaal jobs geen standaard hoogte instellen. Dit betekent dat als de Zeeniveau (ellipsoïde) correctie in een Alleen‑schaal job ingeschakeld is, u 3D punten moet gebruiken, anders worden null coördinaten berekend, omdat het niet mogelijk is de zeeniveau correctie te berekenen.
De instelling voor de grid coördinatenrichting die door de software wordt gebruikt, is afhankelijk van het coördinatensysteem dat u voor de huidige job hebt gedefinieerd. In het veld Rastercoördinaten wordt aangegeven dat de rastercoördinaten toenemen in een van de volgende sets richtingen:
- noord en oost
- zuid en west
- noord en west
- zuid en oost
De volgende afbeelding toont het effect van elke instelling.
Welke azimut wordt weergegeven en gebruikt door de software is afhankelijk van het coördinatensysteem dat u voor de huidige job hebt gedefinieerd:
- Als u zowel een datum transformatie als een projectie hebt gedefinieerd, of u Alleen schaalfactor hebt geselecteerd, wordt de grid azimut weergegeven.
- Hebt u geen datum transformatie en/of projectie gedefinieerd, dan wordt de beste beschikbare azimut weergegeven. Een grid azimut is de eerste keuze, daarna een lokale ellipsoïdale azimut en ten slotte de WGS‑84 ellipsoïde azimut.
- Als u een a laser rangefinder gebruikt, wordt de magnetische azimut weergegeven.
Als een zuid-azimut weergave vereist is voor het geselecteerde coördinatensysteem, wordt het veld Zuid azimut ingesteld op Ja. Alle azimuts nemen nog steeds met de klok mee toe. In het volgende diagram ziet u het effect wanneer het veld Zuid azimut is ingesteld op Nee of Ja.
Om een lokale inpassing toe te passen op alle conventionele waarnemingen van richtpunten vóór uit een Opstelling plus of Vrije standplaats, alsmede op alle GNSS waarnemingen die gedaan zijn in een job met een geldige lokale kalibratie, selecteert u het vakje Lokale inpassing.
Lokale inpassing gebruikt de residuen van Opstelling plus, Vrije standplaats of Lokale GNSS kalibratie om delta grid waarden te berekenen, die worden toegepast op daaropvolgende waarnemingen die tijdens de meting plaatsvinden. Elke waarneming wordt aangepast afhankelijk van zijn afstand van elk van de oriëntatie achter punten (bij conventioneel inmeten) of kalibratiepunten (bij GNSS inmeten). De volgende formule wordt gebruikt om het gewicht te berekenen dat aan de residuen van elk oriëntatie achter punt of kalibratiepunt wordt gegeven:
p = 1/A n waarbij:
p het gewicht van het oriëntatie achter punt of kalibratiepunt is
A de afstand tot het oriëntatie achter punt of kalibratiepunt is
n de wegingsexponent is.
Vervolgens wordt een gewogen gemiddelde berekend en worden de resulterende deltawaarden toegepast op elke nieuwe waarneming om een aangepaste grid positie te verkrijgen.
Een hoge waarde voor de wegingsexponent resulteert in een geringe invloed (gewicht) van ver weg gelegen oriëntatie achter of kalibratiepunten.
Om Lokale inpassing toe te passen, moet de standplaats instelling of kalibratie ten minste 3 bekende punten met 2D grid residuen hebben. Dat wil zeggen, als u:
- een Opstelling plus uitvoert, moet u HH VH SA waarnemingen naar ten minste 2 oriëntatie achter punten hebben, elk met bekende 2D coördinaten.
- een Vrije standplaats instelling uitvoert, moet u HH VH SA waarnemingen naar ten minste 3 oriëntatie achter punten hebben, elk met bekende 2D coördinaten.
- een kalibratie uitvoert, moet u GNSS waarnemingen van ten minste 3 controlepunten hebben, elk met bekende 2D coördinaten.
- Bij Lokale inpassing wordt een Lokale GNSS kalibratie alleen gebruikt als die in de huidige job gemeten is. De reden hiervoor is dat een GNSS kalibratie die deel uitmaakt van het coördinatensysteem in een geladen job geen residuen van de GNSS kalibratie bevat.
- Bij een Opstelling plus wordt de coördinaat van de bekende standplaats meegenomen in de berekening van de lokale inpassing. Bij de berekening worden aan de standplaatscoördinaat grid residuen van nul gegeven.
- Lokale inpassing is alleen een 2D aanpassing. Eventuele verticale residuen van standplaats instelling of kalibratie worden in de berekeningen van de lokale inpassing niet gebruikt.
- Een lokale inpassing waarin residuen van een lokale GNSS kalibratie worden gebruikt, wordt toegepast op alle WGS‑84 punten in de job, niet alleen op GNSS waarnemingen.
Zorg ervoor dat de oriëntatie achter punten of kalibratiepunten zich rond de omtrek van de locatie bevinden. Meet niet buiten het gebied dat door de oriëntatie achter punten of kalibratiepunten wordt omsloten (en bij Opstelling plus, de standplaats). De lokale inpassing is buiten de omtrek namelijk niet geldig.
3D kaartweergaven worden altijd op de Referentie azimut georiënteerd. De plattegrond weergave van de kaart wordt standaard op het noorden georiënteerd, maar u kunt er ook voor kiezen die op de Referentie azimut te oriënteren.
Standaard toont het veld Referentie azimut de waarde die is ingevoerd in het veld Referentie azimut van het scherm Cogo instellingen. Het veld Referentie azimut wordt ook weergegeven in het scherm Kaart instellingen. Als u het veld Referentie azimut in het ene scherm bewerkt, wordt de waarde Referentie azimut in het andere scherm bijgewerkt. Wanneer u een punt in een GNSS-meting uitzet, kunt u ook de waarde Referentie azimut wijzigen wanneer u Relatief t.o.v. azimut selecteert in het veld Uitzetten. Zie GNSS uitzetmethoden.
Het veld Referentie azimut wordt ook bijgewerkt als u de kaart draait en vervolgens op de knop Limieten opnieuw instellen tikt. Draai de Begrenzingsbox zo dat de vlakken van de Begrenzingsbox worden uitgelijnd met de kaartdata. Zie Begrenzingsbox.
Als u de kaart opnieuw wilt oriënteren, bijvoorbeeld om de vlakken van de Begrenzingsbox nauwkeuriger uit te lijnen met kaartdata zoals de voorgevel van een model, voert u de vereiste waarde in het veld Referentie azimut in. Als u de azimutwaarde voor de referentie wilt zoeken, tikt u op de lijn op de kaart waarop u de kaart wilt oriënteren en tikt u vervolgens op Bekijk. Selecteer in het deelvenster indien nodig de lijn in de lijst en tik op Details.
Stel de magnetische declinatie voor de omgeving in als er in de Trimble Access software magnetische richtingen worden gebruikt. U kunt magnetische richtingen gebruiken als u Cogo / Bereken punt met de methode Richting‑afst van een punt kiest.
De magnetische declinatie definieert de verhouding tussen het magnetische noorden en het grid noorden voor de job. Geef een negatieve waarde in als het magnetische noorden zich ten westen van het grid noorden bevindt. Geef een positieve waarde in als het magnetische noorden zich ten oosten van het grid noorden bevindt. Bijvoorbeeld: als de kompasnaald 7° oostelijk van het grid noorden aanwijst, is de declinatie +7° of 7°O.
- Gebruik indien mogelijk de gepubliceerde declinatiewaarden.
- Als het grid noorden in de job van het ware noorden af is geroteerd vanwege de definitie van het coördinatensysteem (mogelijk via een GNSS kalibratie), moet hiermee rekening worden gehouden in de ingestelde magnetische declinatie.
Selecteer Uitgebreid geodetisch om de volgende opties in te schakelen:
- Standplaats instelling schaalfactor – zie Opties voor standplaats instelling
- Helmert transformatie voor Vrije standplaats – zie Een vrije standplaats instelling uitvoeren
- Lokale transformaties – zie Transformaties
- SnakeGrid projecties – zie Projectie
In het veld Middelen bepaalt u hoe dubbele punten worden gemiddeld. U hebt hiervoor de keuze uit de volgende opties:
- Gewogen
- Niet gewogen
Als Gewogen is geselecteerd, worden punten in een gemiddelde als volgt gewogen:
- GNSS posities gebruiken de horizontale en verticale precisies van de waarnemingen. Waarnemingen die geen precisie hebben en ingetoetste punten gebruiken 10 mm voor horizontaal en 20 mm voor verticaal.
-
Voor conventionele waarnemingen die een gemeten schuine afstand bevatten worden horizontale en verticale standaard afwijkingen berekend op basis van de standaard afwijkingen van de componenten van de waarneming.
De standaard afwijking die wordt gebruikt voor het wegen van de horizontale positie is een combinatie van die gebruikt voor de horizontale richting en horizontale afstand wegingen uit de berekening van de insnijding.
Raadpleeg voor meer informatie Resection Computations in Trimble Access Reference Guide, te downloaden van de pagina PDF gidsen .
Bij middelen wordt de kleinste-kwadraten methode gebruikt om punten/waarnemingen die dezelfde naam in de job hebben te middelen.
- Als het gemiddelde posities in willekeurige coördinaten behalve ECEF of Globale coördinaten bevat, wordt het gemiddelde als grid opgeslagen.
- GNSS waarnemingen en conventionele waarnemingen die een gemeten schuine afstand bevatten, worden tot grid opgelost en daarna gemiddeld m.b.v. kleinste kwadraten. De snijpunten van alleen-hoeken conventionele waarnemingen worden gemiddeld m.b.v. kleinste kwadraten.
- Conventionele waarnemingen met alleen hoeken worden alleen aan de oplossing toegevoegd als er geen andere posities of waarnemingen zijn. Een gemiddelde gedraaide hoek die naar het punt gemeten is, wordt genegeerd en de oorspronkelijke observaties worden gebruikt om de gemiddelde positie te berekenen.
- Als het gemiddelde alleen posities in ECEF of Globale coördinaten bevat, wordt de gemiddelde grid positie naar Globale coördinaten geconverteerd en opgeslagen. Als het gemiddelde alleen grid posities en conventionele waarnemingen bevat, of verschillende positietypen, wordt de gemiddelde grid positie opgeslagen als grid.
Een gemiddelde positie wordt niet automatisch bijgewerkt als de posities die zijn gebruikt voor de berekening van het gemiddelde worden gewijzigd. Bijvoorbeeld als de kalibratie bijgewerkt wordt, als waarnemingen getransformeerd of gewist worden, of als nieuwe waarnemingen met dezelfde naam worden toegevoegd. Als dit gebeurt, moet u de gemiddelde positie herberekenen.