Een object-georiënteerde standplaats instelling uitvoeren

Selecteer Object-georiënteerde opstelling om het total station op te stellen in het coördinatensysteem van een interessant object, waarbij de Z-as van het object niet is gealigneerd met de verticale as van het instrument.Deze opstelling kan in verschillende situaties worden gebruikt, bijvoorbeeld:

  • In een productieomgeving waar het interessante object, zoals een balk of betonplaat, niet plat zit.

  • Op een bewegend platform zoals een binnenschip of een booreiland, waar het instrument niet kan worden genivelleerd.

De object-georiënteerde standplaats instelling is alleen beschikbaar wanneer de Trimble Access softwareoptie Object-georiënteerde opstelling op de bedieningseenheid is gelicentieerd. Als u een licentie voor de Object-georiënteerde opstelling optie wilt aanschaffen, neemt u contact op met uw Trimble distributeur.

U kunt een object-georiënteerde standplaats instelling m.b.v. een van de volgende methoden uitvoeren:

  • Bekende punten: er moeten ten minste drie punten in de job aanwezig zijn die zich in hetzelfde coördinatensysteem bevinden als het object. Deze punten kunnen punten zijn in een ontwerpbestand, zoals een BIM-model, DXF-bestand of een gekoppeld CSV-bestand. U selecteert en meet naar deze punten tijdens de standplaats instelling. De methode Bekende punten ondersteunt K1/K2 metingen.

  • Punt, rand, vlak: de job moet ontwerpbestanden bevatten die een objectmodel met een punt, rand en vlak bevatten. U selecteert en meet naar deze items tijdens de standplaats instelling. De methode Punt, rand, vlak biedt geen ondersteuning voor K1/K2 metingen.

De metingen naar de bekende punten of items (punt, rand, vlak) worden gebruikt om het instrument tijdens de standplaats instelling op het object te oriënteren. Latere metingen worden dan correct op het object georiënteerd. De software berekent een kleinste-kwadraten algoritme om coördinaten voor onbekende punten te bepalen.

De object-georiënteerde standplaats instelling uitvoeren:

  1. Tik op en selecteer Meten / <meetmethode> / Object-georiënteerde opstelling.
    1. Indien nodig gebruikt u het elektronische niveau om het instrument te nivelleren. Druk op Accept.

      U hoeft het instrument niet te nivelleren voor het uitvoeren van een Object-georiënteerde opstelling. Als u op een bewegend platform werkt, kunt u het elektronische niveau uitschakelen door op Opties te tikken en het vakje Niveau tonen bij starten uit te schakelen.

    2. Stel indien nodig de juiste correcties voor uw instrument in.

      Het scherm Correcties wordt niet standaard weergegeven voor een Object-georiënteerde opstelling.Als u het scherm Correcties wilt weergeven bij het starten, tikt u op Opties en schakelt u het selectievakje Toon correcties bij opstarten in.

  2. Voer de naam van het instrument punt in.De instrument hoogte wordt automatisch op nul gezet bij het uitvoeren van een Object-georiënteerde opstelling.
  3. Selecteer de methode van meten in het veld Methode.Selecteer:

    • Bekende punten om ten minste drie punten in de job of in een gekoppeld CSV-bestand te selecteren en te meten naar elk van deze punten tijdens de standplaats instelling.

    • Punt, rand, vlak om te selecteren en te meten naar een punt, de rand van het vlak en een punt op het vlak. Het punt moet zich aan één uiteinde van de vlakrand bevinden en het vlak moet vlak zijn, niet gebogen.

  4. Druk op Accept.

  5. Als u de methode Bekende punten gebruikt:
    1. Selecteer het eerste punt op de kaart, of voer indien nodig de Punt naam en de Code in.

    2. Kies een optie in het veld Methode.

    3. Richt het instrument op het punt en tik op Meten.

    4. Herhaal de bovenstaande stappen voor het tweede en derde bekende punt. De punten kunnen zich in hetzelfde vlak bevinden, maar mogen geen rechte lijn vormen.

      Nadat het derde punt is gemeten, verschijnt het scherm Object-georiënteerde resultaten.

    5. Om meer punten te meten, tikt u op +Punt. Herhaal stap a. t/m d. om meer punten aan de standplaats instelling toe te voegen.

    6. Nadat u alle waarnemingen hebt uitgevoerd, tikt u op Resultaten om de Object-georiënteerde resultaten te bekijken.

  6. Als u de Punt, rand, vlak methode gebruikt:
    1. Selecteer op de kaart een punt aan het ene uiteinde van het vlak.

    2. Kies een optie in het veld Methode.

    3. Vaak zult u Direct Reflex gebruiken om een Object-georiënteerde opstelling uit te voeren.Het is ook mogelijk om een prisma te gebruiken en een prisma hoogte in te voeren.Als u een niet-nul prisma hoogte gebruikt, moet het prisma verticaal boven het te meten punt worden geplaatst (niet loodrecht op het vlak van het object).

    4. Richt het instrument op het punt en tik op Meten.

    5. Selecteer de rand van het vlak.

    6. Richt het instrument op een praktische positie op de lijn van het eerste gemeten punt en tik vervolgens op Meten.Kies bij voorkeur geen positie die te dicht bij het eerste gemeten punt ligt.

    7. Selecteer het vlak.

    8. Richt het instrument op een praktische positie op het vlak en tik op Meten.Kies bij voorkeur geen positie die te dicht bij de eerste twee gemeten punten ligt.

      Na het meten van het punt op het vlak verschijnt het scherm Object-georiënteerde resultaten.

  7. Druk op Opsl.

    De object-georiënteerde opstelling wordt opgeslagen voor de huidige meting. Het instrument is nu in het coördinatensysteem van het object en kan worden gebruikt om punten te meten of uit te zetten, of cogo berekeningen uit te voeren, naar behoefte.