Coördinatensysteem
Trimble Access biedt een uitgebreide database met coördinatensystemen die wereldwijd worden gebruikt. De database wordt continu bijgewerkt met wijzigingen in verschillende zones. Om de lijst van coördinatensystemen die beschikbaar zijn aan te passen, zie De coördinatensystemen database aanpassen.
De coördinatensysteem instellingen voor de job in de coördinatensysteem database selecteren:
- Tik op en selecteer Job. De huidige job is al geselecteerd.
- Tik op Eigenschappen.
- Tik op Coörd sys.
- In het scherm Selecteer coördinatensysteem selecteert u Selecteer in bibliotheek. Druk op Vlgnd.
-
In de lijsten selecteert u het gewenste Systeem en de Zone.
Sleep met een vinger omhoog over de lijst om te bladeren, of typ de eerste letter van de landnaam op het toetsenbord om naar dat deel van de lijst te springen.
Wanneer u het Systeem en de Zone hebt geselecteerd, worden de volgende alleen-lezen velden bijgewerkt:
- Lokale datum: De lokale datum voor het geselecteerde coördinatensysteem en de zone.
- Globale referentie datum: De datum van RTK metingen, zoals het referentiekader van basisstations inclusief VRS.
- Globale referentie epoch: De epoch van realisering van de Globale referentie datum.
- Verschuivingsmodel: Het verschuivingsmodel, gebruikt om coördinaten te propageren tussen ITRF 2020 in de epoch van meting en het globale referentiekader.
Wanneer u in de job een RTK meting uitvoert, moet u controleren of de geselecteerde real-time correctiebron GNSS posities levert in dezelfde datum als gespecificeerd in het veld Globale referentie datum.
-
Als de job GNSS-waarnemingen bevat en u een geoïdemodel of datum grid bestand wilt gebruiken:
-
Als de bedieningseenheid met het Internet verbonden is, schakelt u de wisselopties Geoïde model en Datum grid indien nodig in. Het standaard geoïdemodel en het datum grid of shift grid voor het geselecteerde coördinatensysteem worden automatisch geselecteerd en naar de bedieningseenheid gedownload wanneer u op Opsl. tikt in het scherm Coördinatensysteem selecteren.
-
Om een ander geoïdemodel en datum grid of shift grid dan de standaard selectie te gebruiken, of als de bedieningseenheid niet met het Internet verbonden is, moet u de vereiste bestanden hebben gekopieerd naar de map Trimble Data / System Files op de bedieningseenheid. Het geoïdemodel of datum grid bestand selecteren:
-
Om een geoïdemodel te selecteren, schakelt u de optie Geoïde model gebruiken in. Selecteer het bestand in het veld Geoïde model.
-
Om het datum grid bestand te selecteren, schakelt u de optie Datum grid gebruiken in. Selecteer het bestand in het veld Datum grid.
De halve lange as en afplattingswaarden voor het geselecteerde datum grid bestand worden weergegeven. Deze gegevens overschrijven eventuele gegevens die al door een ingestelde projectie gegeven zijn.
-
Om het shift grid bestand te selecteren, selecteert u het bestand in het veld Shift grid.
-
Zie Coördinatensysteem parameters voor meer informatie over het gebruik van geoïdemodellen en datumrasters.
-
- Selecteer het type Coördinaten dat u wilt gebruiken. De standaard waarde is grid. Om land coördinaten te gebruiken, zie Instellen van een land coördinatensysteem.
- Voer de Project hoogte in. Zie Project hoogte.
- Druk op Opsl.
- Als u wordt gevraagd om het downloaden van het geoïdemodel en datum grid of shift grid bestanden te bevestigen, tikt u op Ja.
U kunt het coördinatensysteem ook m.b.v. een van de onderstaande methoden definiëren.
U moet het coördinatensysteem of de kalibratie niet wijzigen nadat u punten uitgezet hebt, of offset- of snijpunten berekend hebt. Als u dat wel doet, zijn de eerder uitgezette of berekende punten niet in overeenstemming met het nieuwe coördinatensysteem en punten die na de wijziging berekend of uitgezet worden.
Gebruik dit type projectie als uw job alleen waarnemingen van een conventioneel instrument zal bevatten en u een lokale schaalfactor gebruikt om afstanden naar het lokale coördinatensysteem te reduceren.
Als u in een klein gebied werkt en niet zeker weet welk coördinatensysteem u moet gebruiken, selecteert u de projectie Alleen schaalfactor en toetst u een schaalfactor van 1,000 in.
- In het scherm Selecteer coördinatensysteem selecteert u Alleen schaalfactor.
- Toets een waarde in het veld Schaalfactor.
- Druk op Opsl.
Gebruik deze methode om uw eigen parameters in te toetsen, met name als u eigen projectiebestanden hebt die u wilt gebruiken, of als de job GNSS waarnemingen zal bevatten en u een lokale kalibratie vereffening wilt intoetsen.
- In het scherm Selecteer coördinatensysteem selecteert u Toets parameters in. Druk op Vlgnd.
-
Tik op Projectie.
-
Vul de gegevens voor de projectie in.
Sleep met een vinger omhoog over de lijst om te bladeren, of typ de eerste letter van de landnaam op het toetsenbord om naar dat deel van de lijst te springen.
- Selecteer het type Coördinaten dat u wilt gebruiken. De standaard waarde is grid. Om land coördinaten te gebruiken, zie Instellen van een land coördinatensysteem.
- Voer de Project hoogte in. Zie Project hoogte.
- Druk op Accept.
-
- Als de job alleen waarnemingen van een conventioneel instrument zal bevatten, tikt u op Opsl.
- Als de job GNSS waarnemingen of een combinatie van conventionele en GNSS waarnemingen zal bevatten:
Om de datum transformatie te specificeren, tikt u op Datum trans.
Om een datum grid bestand te gebruiken, selecteert u Datum grid in het veld Type en daarna selecteert u het te gebruiken Datum grid bestand.
De halve lange as en afplattingswaarden voor het geselecteerde datum grid bestand worden weergegeven. Deze gegevens overschrijven eventuele gegevens die al door een ingestelde projectie gegeven zijn.
Om een geoïde model bestand te gebruiken, tikt u op Vert. vereffening, selecteert u Geoïde model en daarna selecteert u het Geoïde model.
De overige velden in de instelschermen Horizontale vereffening en Verticale vereffening worden ingevuld wanneer u een lokale kalibratie uitvoert. Zie GNSS metingen en lokale coördinatensystemen en Lokale kalibratie.
- Druk op Opsl.
Gebruik deze methode als u punten wilt meten m.b.v. GNSS waarnemingen en een coördinatensysteem met een ongedefinieerde projectie en datum, of als u niet weet wat de coördinatensysteem instellingen zouden moeten zijn.
- In het scherm Selecteer coördinatensysteem selecteert u Geen projectie/geen datum. Druk op Vlgnd.
- Om na een lokale kalibratie land coördinaten te gebruiken, zet u veld Coördinaten op Land en toetst u de gemiddelde hoogte van de locatie in het veld Project hoogte. U kunt het veld Coördinaten ook op Grid instellen.
- Om na een lokale kalibratie een verticale geoïde vereffening te berekenen, selecteert u het vakje Geoïde model gebruiken en daarna selecteert u het geoïde model bestand.
- Als er geen datum en geen projectie gedefinieerd zijn, kunt u alleen lijnen en punten uitzetten die Globale coördinaten hebben. Weergegeven richtingen en afstanden zijn in termen van Globale referentie datum.
- Zonder datum transformatie kunt u een real‑time base meting alleen starten met een punt dat Globale coördinaten heeft.
Wanneer u een lokale kalibratie uitvoert, berekent de software een Transversale Mercator projectie en een Molodensky datumtransformatie met drie parameters met behulp van de aangeleverde controlepunten. De project hoogte wordt gebruikt om een schaalfactor voor de projectie te berekenen, zodat land coördinaten op de juiste hoogte kunnen worden berekend. Zie Lokale kalibratie.
Gebruik dit type projectie als het Uitzend formaat op RTCM RTK is gezet en de uit te zenden datumdefinitie berichten door het VRS netwerk worden uitgezonden
- In het scherm Selecteer coördinatensysteem selecteert u Uitgezonden RTCM.
- Selecteer de juiste projectie parameters voor uw locatie.
- Selecteer het type Uitgezonden RTCM berichten dat u wilt opnemen. Zie Uitgezonden RTCM coördinatensysteem berichten.
- Selecteer het type Coördinaten dat u wilt gebruiken. De standaard waarde is grid. Om land coördinaten te gebruiken, zie Instellen van een land coördinatensysteem.
- Voer de Project hoogte in. Zie Project hoogte.
- Druk op Opsl.
De naam van het coördinatensysteem geeft aan of het coördinatensysteem in de bibliotheek is geselecteerd, later is aangepast, of dat het coördinatensysteem door de gebruiker is gedefinieerd.
Wanneer het coördinatensysteem:
- in de bibliotheek geselecteerd is:
staat er in het veld Coördinatensysteem "Zonenaam (SysteemNaam)".
Bij wijzigen van het geoïde model of de project hoogte wordt de naam van het coördinatensysteem niet gewijzigd.
- Bij wijziging van projectie- of datumparameters wordt de naam van het coördinatensysteem veranderd in "Lokale site". Om de wijzigingen te verwijderen en de oorspronkelijke naam van het coördinatensysteem te herstellen, moet u die opnieuw selecteren in de bibliotheek. Wanneer u een lokale GNSS kalibratie als overlay over deze “lokale site” heen projecteert, blijft de naam van het coördinatensysteem “Lokale site”.
- Na uitvoering van een lokale GNSS kalibratie wordt de naam van het coördinatensysteem gewijzigd in "Zonenaam (Site)". Als u de lokale kalibratie uitschakelt (door parameters in te toetsen), krijgt het coördinatensysteem zijn oorspronkelijke naam terug.
- Bij wijzigen van horizontale vereffening of verticale vereffening parameters wordt de naam van het coördinatensysteem veranderd in "Zonenaam (Site)". Als u deze wijzigingen verwijdert, krijgt het coördinatensysteem zijn oorspronkelijke naam terug.
- is gedefinieerd d.m.v. Toets parameters in, is de naam van het coördinatensysteem "Lokale site".
- is gedefinieerd m.b.v. Geen projectie/geen datum, wordt na uitvoering van een lokale GNSS kalibratie de naam van het coördinatensysteem gewijzigd in "Lokale site".