Opties voor GNSS punten
Als onderdeel van het configureren van de meetmethode voor een GNSS meting kunt u de parameters voor de punten die u tijdens de meting gaat meten configureren.
Om deze instellingen te configureren, tikt u op en selecteert u Instellingen / Meetmethodes / <naam meetmethode> / <type punt>.
De stapgrootte instellen voor de automatische nummering van punten. De standaard instelling is 1, maar u kunt ook grotere stappen en negatieve stappen gebruiken.
Bij elke meting van een punt kunt u informatie voor kwaliteitscontrole opslaan, behalve bij gecompenseerde punten. Opties kunnen o.a. zijn QC1, QC1 & QC2 en QC1 & QC3, afhankelijk van het type meting. Alle waarden op 1‑sigma niveau, behalve horizontale en verticale precisie schattingen die op het geconfigureerde betrouwbaarheidsniveau worden getoond, ingesteld in het veld Precisie weergave van het scherm Eenheden.
Kwaliteitscontrole 1: SV's, DOP en tijd
Aantal satellieten (minimum voor de meettijd, het aantal op het moment van opslag en de lijst van SV's gebruikt in de oplossing), Vlag voor relatieve DOP's (of niet, gebruikt voor oudere firmware die RDOP produceerde wanneer statisch), DOP (maximum voor duur van meettijd), DOP op het moment van opslag van punt,
Kwaliteitscontrole 2: Variantie/covariantie matrix van de RTK oplossing
Foutschaal (toegevoegd spoor van covariantie matrix gedeeld door PDOP, gebruikt om DOP's naar precisies te converteren in oudere systemen), VCV xx, VCV xy, VCV xz, VCV yy, VCV yz, VCV zz (dit zijn allemaal a‑posteriori varianties van de opgeslagen epoch van de RTK oplossing), Eenheid variantie (standaard afwijking van eenheid gewicht, altijd op 1,0 gezet voor HD‑GNSS, niet beschikbaar in sommige oudere systemen). Alle waarden op 1‑sigma niveau.
Kwaliteitscontrole 3: Foutellips van RTK oplossing
Deze is in lokaal tangent vlak en wordt direct berekend uit VCV's m.b.v. standaard formules. Sigma noord (standaard afwijking in de noord component), Sigma oost (standaard afwijking in de oost component, Sigma op (standaard afwijking in de Op of hoogte component), Covariantie oost‑noord (meting van de correlatie tussen de oost afwijking en de noord afwijking), Semi‑hoofdas lengte van foutellips in meter, Semi‑kleine as lengte van foutellips in meter, Oriëntatie t.o.v. noord van foutellips, Eenheid variantie van oplossing. Alle waarden op 1‑sigma niveau.
Selecteer het vakje Punt automatisch opslaan om het punt automatisch op te slaan als de vooraf ingestelde meettijd en precisies bereikt zijn.
Dit keuzevakje verschijnt niet bij de Rapid punt meetopties, omdat rapid punten altijd automatisch worden opgeslagen.
De Meettijd en het Aantal waarnemingen bepalen tezamen de tijd dat de ontvanger stilstaat terwijl een punt wordt gemeten. Aan beide criteria moet voldaan zijn voordat het punt kan worden opgeslagen. De Meettijd is de tijdsduur van de bezetting. Het Aantal waarnemingen definieert het aantal geldige opeenvolgende GNSS meetepochs die aan de momenteel geconfigureerde precisie tolerantie voldoen en gedurende de tijdsduur van de meettijd moeten plaatsvinden. Als aan de criteria van Meettijd en Aantal waarnemingen is voldaan, is Opsl. beschikbaar. Als daarentegen Punt automatisch opslaan ingeschakeld is, wordt het punt automatisch opgeslagen.
Bij gecompenseerde punten en waargenomen grondslagpunten, gemeten tijdens een RTK meting, moeten de horizontale en verticale precisies ook bereikt zijn voordat het punt kan worden opgeslagen.
Als een punt handmatig wordt opgeslagen terwijl niet aan de precisie toleranties wordt voldaan, is het aantal metingen dat aan de precisie criteria voldoet nul en dit verschijnt in de punt record in Bekijk job.
De vereiste van opeenvolgende epochs die aan de precisie criteria voldoen, betekent dat de meettijd tellers worden gereset als de precisie op enig moment tijdens de bezetting buiten de toleranties komt.
Tijdens een RTK meting convergeert de RTK engine in de GNSS ontvanger gedurende de meettijd op een oplossing en die geconvergeerde oplossing wordt opgeslagen in het job bestand van als het punt wordt opgeslagen.
Bij een FastStatic meting zijn de standaard meettijden voldoende voor de meeste gebruikers. Als u een meettijd wijzigt, moet u een instelling kiezen in overeenstemming met het aantal satellieten dat door de ontvanger wordt gevolgd.
Wijzigen van de meettijden heeft directe gevolgen voor de resultaten van een FastStatic meting. Als u de meettijd al wijzigt, moet u die eerder langer dan korter maken. Als u niet genoeg data vastlegt, worden de punten mogelijk niet met succes gepostprocessed.
Zet in een RTK meting de optie Autom. tolerantie op Ja om de software in staat te stellen horizontale en verticale precisietoleranties te berekenen die voldoen aan de RTK specificaties van de GNSS ontvanger voor de basislijn lengte die u meet. Als u uw eigen precisie instellingen waarbij opslag van punten acceptabel is wilt invoeren, zet u de optie Autom. tolerantie op Nee en voert u vervolgens de gewenste Horizontale tolerantie en Verticale tolerantie in.
Als de ontvanger een oudere ontvanger is, is het keuzevakje Alleen RTK geïnitialiseerd opslaan beschikbaar. Selecteer het vakje Alleen RTK geïnitialiseerd opslaan om alleen geïnitialiseerde RTK oplossingen die aan de precisie toleranties voldoen op te slaan. Niet-geïnitialiseerde oplossingen die aan de precisie toleranties voldoen, kunnen niet worden opgeslagen. Als Alleen RTK geïnitialiseerd opslaan niet geselecteerd is, kunnen zowel RTK geïnitialiseerde als niet-geïnitialiseerde oplossingen die aan de precisie toleranties voldoen worden opgeslagen.
Als u een GNSS-ontvanger gebruikt die IMU tiltcompensatie of de GNSS eBubble ondersteunt, kunt u Auto-meten gebruiken om vanuit het scherm Meet punten automatisch een meting te starten.
Schakel het keuzevakje Auto-meten in de meetmethode in, of tik op Opties in het scherm Meet punten.
Bij het gebruik van Auto-meten begint de meting automatisch:
-
Als u IMU tiltcompensatie gebruikt, de IMU gealigneerd is en er geen beweging is gedetecteerd.
Het Status veld toont Wacht om te meten. U kunt de meetstok naar behoefte kantelen, maar zorg ervoor dat de stokpunt stilstaat. Wanneer er geen beweging wordt gedetecteerd, wordt op de statusbalk weergegeven en meet de software het punt automatisch.
-
Bij gebruik van alleen-GNSS en de meetstok binnen de tilt tolerantie is.
Als het Status veld Wacht op niveau toont, gebruikt u de GNSS eBubble om de ontvanger te nivelleren en ervoor te zorgen dat de meetstok verticaal is en stilstaat. Als de meetstok binnen de tilt tolerantie is, toont de statusbalk en begint de software het punt automatisch te meten.
Als u het selectievakje eBubble functies of Tilt functies geselecteerd hebt in het scherm Rover opties van de meetmethode, selecteert u het selectievakje Tilt waarschuwingen om waarschuwingsberichten weer te geven als de antenne meer kantelt dan de drempelwaarde die is ingevoerd in het veld Tilt tolerantie.U kunt voor elk type meting een andere Tilt tolerantie waarde instellen. Zie GNSS eBubble tilt waarschuwingen.
Om punten automatisch weg te doen als de positie verslechterd is, bijvoorbeeld als overmatige beweging is gedetecteerd tijdens het meetproces, selecteert u het vakje Autom. wegdoen.
Dit selectievakje wordt alleen weergegeven in de opties voor de Continous topo meetmethode wanneer u Trimble RTX of xFill niet ingeschakeld hebt.
Als u het vakje Posities met lage latentie opslaan selecteert, worden de metingen door de ontvanger uitgevoerd in lage latentie modus. Lage latentie is geschikter wanneer u continue topo met op afstand gebaseerde toleranties gebruikt.
Als Posities met lage latentie opslaan niet ingeschakeld is, worden metingen van de ontvanger op de epoch gesynchroniseerd, hetgeen in iets nauwkeuriger posities resulteert. Dit is beter wanneer u continue topo met op tijd gebaseerde toleranties gebruikt.
Wanneer u Continue topo als statische test gebruikt om de kwaliteit van gemeten posities te controleren, moet u ervoor zorgen dat Posities met lage latentie opslaan niet ingeschakeld is.