GNSS functies
Om het scherm GNSS functies te openen, tikt u op het ontvanger symbool op de statusbalk.
Gebruik het scherm GNSS functies om regelmatig gebruikte functies voor de verbonden GNSS ontvanger te gebruiken, zoals het wisselen van de Bluetooth verbinding tussen de geconfigureerde base en rover ontvangers, starten of beëindigen van de meting, of uitschakelen van de ontvanger. Het scherm GNSS functies biedt ook snel toegang tot gedetailleerde informatie, zoals ontvanger status, positiegegevens en beschikbare satellieten.
Welke functies beschikbaar zijn, is afhankelijk van de ontvanger waarmee de bedieningseenheid verbonden is en de modus waarin de ontvanger werkt. Een gele knop geeft aan dat de functie ingeschakeld is.
In het scherm GNSS functies kunt u het toetsenbord van de bedieningseenheid gebruiken om het toetsenbord teken (1–9, 0, - of .)dat in het vakje weergegeven wordt in te voeren, om de functie aan of uit te zetten of het bijbehorende scherm te openen. Als u een functietoets op de bedieningseenheid als snelkeuze voor een GNSS functie hebt geconfigureerd, kunt u op die functietoets drukken vanuit elk scherm in de software.
Als de Base modus geactiveerd is, probeert Trimble Access wanneer u de software start automatisch verbinding te maken met de ontvanger die geconfigureerd is in het veld Met GNSS base verbinden op het tabblad Bluetooth van het scherm Verbindingen. Het ontvanger symbool op de statusbalk geeft aan of de software in Base modus is.
Als er geen ontvanger geconfigureerd is, controleert de software of er een ontvanger met de seriële poort van de bedieningseenheid verbonden is. Als de software in de Base modus is en er een ontvanger aan de seriële poort is gevonden, wordt die als base ontvanger behandeld.
In de Base modus start of beëindigt u met de knoppen Start meting en Einde meting in GNSS functies een base meting met de huidige meetmethode.
Als de Rover modus geactiveerd is, probeert Trimble Access wanneer u de software start automatisch verbinding te maken met de ontvanger die geconfigureerd is in het veld Met GNSS rover verbinden op het tabblad Bluetooth van het scherm Verbindingen. Het ontvanger symbool op de statusbalk geeft aan of de software in Rover modus is.
Als er geen ontvanger geconfigureerd is, controleert de software of er een ontvanger met de seriële poort van de bedieningseenheid verbonden is. Als de software in de Rover modus is en er een ontvanger aan de seriële poort is gevonden, wordt die als rover ontvanger behandeld.
In de Rover modus start of beëindigt u met de knoppen Start meting en Einde meting in GNSS functies een rover meting met de huidige meetmethode.
Tik op Bluetooth om het tabblad Bluetooth van het scherm Verbindingen te openen en afzonderlijke Bluetooth verbindingen te configureren met de base en rover ontvangers. Gebruik daarna de knoppen Base modus en Rover modus in het scherm GNSS functies om tussen de ontvangers te wisselen en daarmee te verbinden.
U kunt op de knop Dataverbinding tikken om verbinding te maken met de radio die u voor uw RTK dataverbinding gebruikt en die te configureren.
Als het instrument in de Rover modus is, tikt u op de knop Dataverbinding om naar het scherm Rover dataverbinding instellingen te gaan.
Als het instrument in de Base modus is, tikt u op de knop Dataverbinding om naar het scherm Base dataverbinding instellingen te gaan.
Als op de softkey >Rover of >Base staat, tikt u daar op om naar de gewenste modus te gaan en daarna tikt u op Verbinden.
Als er een RTK meting actief is, toont het radio scherm de radio die momenteel in gebruik is en kunt u mogelijk geen verbinding met een externe radio maken.
Als er geen meting actief is, het type RTK radio selecteren dat u gebruikt en daarna op Verbinden klikken (indien beschikbaar) om met de radio verbinding te maken. Vervolgens kunt u de radio frequentie, baud rate en andere instellingen configureren als die beschikbaar zijn, om die in de radio waarmee het instrument verbonden is te wijzigen. Zie Een radio dataverbinding configureren.
U kunt in dit scherm geen meetmethode instellingen wijzigen. Als u een meting start met een ander type radio in de meetmethode ingesteld, gebruikt het systeem die radio – niet de radio die u in GNSS functies hebt ingesteld
Om een GNSS meting te starten, tikt u op Start meting.
Om de meting te beëindigen, tikt u op Einde meting. U wordt gevraagd de ontvanger uit te schakelen. Tik naar wens op Ja of Nee.
Om de ontvanger na het beëindigen van een meting uit te schakelen, tikt u op Ontvanger uitschakelen.
Om informatie te bekijken over de satellieten die worden gevolgd, tikt u op Satellieten. Zie Satelliet informatie.
Om de huidige positie te bekijken en op te slaan, tikt u op Positie. Zie Informatie over de huidige positie.
Om naar een punt te navigeren, tikt u op Navigeer naar een punt. Zie Navigeren naar een punt.
Deze knop wordt alleen weergegeven als de aangesloten ontvanger een inertiële meeteenheid (IMU) heeft.
Om IMU tiltcompensatie uit te schakelen en over te schakelen naar de alleen-GNSS modus tijdens een meting, bijvoorbeeld wanneer u een tweepoot onder dicht bladerdek gebruikt en de ontvanger een tijd stil moet blijven staan, tikt u op IMU tilt compensatie. In goede RTK-omgevingen waar voortdurend beweging plaatsvindt, tikt u op IMU tilt compensatie om die opnieuw in te schakelen. Zie IMU tiltcompensatie.
Om bestanden van of naar de ontvanger te importeren of exporteren, tikt u op Import van ontvanger of Export naar ontvanger. Zie Ontvanger bestanden overbrengen.
Deze knop wordt niet getoond als de IMU tilt compensatie knop wordt weergegeven.
Om de status van de ontvanger bekijken, tikt u op Ontvanger status. Zie Ontvanger status.