Instrument Wi-Fi verbindingen

1. Zorg ervoor dat Wi‑Fi is ingeschakeld op de bedieningseenheid. Als er geen Wi-Fi-pictogram op de statusbalk van het besturingssysteem staat, moet u dit inschakelen.

   Wi‑Fi inschakelen op een bedieningseenheid met Windows:

   1. Ga naar het Windows Start menu en tik op Instellingen.
   2. Tik op Netwerk en Internet.
   3. Zet de optie Wi-Fi aan.

   Wi‑Fi inschakelen op een bedieningseenheid met Android:

   1. Veeg omlaag vanaf de bovenkant van het scherm.
   2. Houd het Wi-Fi symbool ingedrukt.
   3. Zet de optie Wi-Fi aan.
2. Tik in Trimble Access op[ en selecteer Instellingen / Verbindingen. Selecteer het tabblad Wi-Fi.

3. Als het vereiste instrument niet in de lijst staat:

   Als op de bedieningseenheid Android draait, wacht u totdat de lijst met Wi-Fi-netwerken automatisch wordt vernieuwd.

   Als op de bedieningseenheid Windows draait, tikt u op Scannen. De bedieningseenheid scant naar Wi‑Fi-apparaten en voegt die toe aan de lijst met Wi-Fi-netwerken.

   In overbelaste Wi-Fi omgevingen kan het handig zijn om het Wi-Fi kanaal dat door het instrument wordt gebruikt in te stellen in het scherm Instrument instellingen. Tik hiervoor op en selecteer Instrument / Instrument instellingen en tik vervolgens op Wi-Fi en selecteer het gewenste Wi-Fi kanaal. Als u een SX12 gebruikt met een bedieningseenheid met een EMPOWER EM130 Wi-Fi HaLow-module™, kunt u het Wi-Fi HaLow-kanaal of de automatische scan selecteren om het beste kanaal te vinden. Zie Instrument instellingenmeer informatie.

4. Selecteer het instrument waarmee u verbinding wilt maken in de lijst Wi-Fi netwerken en tik vervolgens op Accept.

5. Wanneer u de bedieningseenheid verbindt met een SX12 waarop firmware S2.8.x of hoger voor de eerste keer draait, vraagt Trimble Access u om het instrument wachtwoord in te voeren. Wanneer de software verbinding maakt met het instrument, wordt het wachtwoord dat u hebt ingevoerd opgeslagen op de bedieningseenheid.

   Als het instrument het standaard fabriekswachtwoord gebruikt (bijv. wanneer het instrument voor de eerste keer wordt gebruikt, het wachtwoord opnieuw is ingesteld of het instrument is teruggekeerd van service), vraagt de software u het wachtwoord te wijzigen. Voer een wachtwoord in van ten minste 8 tekens lang, met minimaal één cijfer en één symbool. Wanneer de software met het instrument verbinding maakt, wordt het wachtwoord dat u hebt ingevoerd in het instrument en op de bedieningseenheid opgeslagen.

   Als er eerder een wachtwoord voor het geselecteerde instrument op de bedieningseenheid is opgeslagen, maakt de software verbinding met het instrument zonder u te vragen het wachtwoord in te voeren.

6. Zodra de software met het instrument verbonden is, wordt de Wi-Fi signaalsterkte weergegeven op de statusbalk naast het instrument pictogram.

Om de verbinding met het instrument te verbreken, of om het type verbinding tussen lange-afstand radio en Wi‑Fi te wisselen, tikt u op het instrument symbool op de statusbalk, daarna op Verbindingen en ten slotte op de gewenste knop.

Gebruik de softkeys Vergeten om een instrument of een instrument wachtwoord te vergeten.

• Als u een instrument wachtwoord wilt vergeten dat op de bedieningseenheid is opgeslagen, selecteert u een SX12 die binnen bereik is in de lijst en tikt u vervolgens op Vergeet wachtwoord.

  De volgende keer dat u probeert te verbinden met de SX12, zal de software u vragen het wachtwoord in te voeren.

• Om een instrument te verwijderen dat niet langer nodig is, selecteert u een instrument dat momenteel niet binnen bereik is en tikt u vervolgens op Vergeten.

  Om weer met het instrument te verbinden, moet u op de softkey Scan tikken om het instrument te zoeken en weer aan de lijst toe te voegen.