Instrument functies

Om het scherm Instrument functies te openen, tikt u op het instrument symbool op de statusbalk.

Welke functies beschikbaar zijn, is afhankelijk van het instrument waarmee de bedieningseenheid verbonden is. Een gele knop geeft aan dat de functie ingeschakeld is.

In het scherm Instrument functies kunt u het toetsenbord van de bedieningseenheid gebruiken om het toetsenbord teken (1–9, 0, - of .)dat in het vakje weergegeven wordt in te voeren, om de functie aan of uit te zetten of het bijbehorende scherm te openen. Als u een functietoets op de bedieningseenheid als snelkeuze voor een instrument functie hebt geconfigureerd, kunt u op die functietoets drukken vanuit elk scherm in de software.