Cogo berekeningen
Als u afstanden, azimuts, puntposities en andere coördinaten geometrie (cogo) functies op verschillende manieren wilt berekenen, gebruikt u de Cogo-functies in Trimble Access.
De meeste Cogo-functies zijn beschikbaar via het Cogo menu. Sommige Cogo-functies zijn ook beschikbaar via het menu ingedrukt-houden op de kaart, afhankelijk van wat er op de kaart geselecteerd is.
De volgende Cogo-functies zijn alleen beschikbaar vanaf de kaart:
U kunt de resultaten van Cogo functies in de job opslaan.
Wanneer een scanpunt gemeten m.b.v. een Trimble SX10 of SX12 scanner total station in een cogo berekening wordt gebruikt, wordt er in de job een punt aangemaakt op dezelfde positie als het scanpunt.
Selecteer punten die u in de Cogo-functie wilt gebruiken door ze op de kaart te selecteren.
De Snap-naar werkbalk biedt een simpele manier om locaties op objecten op de kaart te selecteren door naar een specifiek punt te snappen, ook al is er geen punt aanwezig. U kunt de Snap-naar werkbalk bijvoorbeeld gebruiken om het eindpunt van een lijn of het midden van een boog precies te selecteren in lijnenwerk in een kaartbestand, zoals een BIM model of DXF bestand. Als er op de geselecteerde locatie nog geen punt aanwezig is, berekent Trimble Access een punt. Zie Snap-naar werkbalk.
Als u een meting hebt gestart, tikt u op de softkey Fastfix om een constructiepunt te maken, dat u in de Cogo-berekening kunt gebruiken. Zie Constructie punten.
Voor het opslaan van punten berekend met cogo functies tikt u op Opties en gebruikt u het veld Coördinaat formaat om te bepalen of het berekende punt moet worden opgeslagen als Globale, Lokale of Grid coördinaten waarden. Zie Coördinaat formaat instellingen.
Voor sommige berekeningen moet u een projectie definiëren, of een coördinatensysteem met alleen een schaalfactor selecteren. Als de punten m.b.v. GNSS zijn gemeten, kunnen de coördinaten van het punt alleen als grid waarden worden weergegeven als een projectie en een datumtransformatie gedefinieerd zijn.
In het algemeen moet u geen punten berekenen en vervolgens het coördinatensysteem veranderen of een kalibratie uitvoeren. Als u dat wel doet, komen die punten niet meer overeen met het nieuwe coördinatensysteem. Een uitzondering hierop vormen punten die zijn berekend met behulp van de methode Richting‑afst van een punt.
Om te veranderen of afstanden worden weergegeven en berekend ten opzichte van de ellipsoïde, of van grid of land coördinaten, tikt u op Opties en verandert u de selectie in het veld Afstanden.
Als u met een laser rangefinder verbonden bent, kunt u die gebruiken om afstanden of offsets te meten. Zie Laser rangefinders.